Mexico: drugsoorlog zonder einde
“Calderón moet terechtstaan voor genocide”
In 2006 verklaarde de pasverkozen president Felipe Calderón de oorlog aan de drugsbendes. Het bleef niet bij retoriek. Meer dan 50.000 militairen werden de Mexicaanse straten ingestuurd. Zes jaar later zijn grote delen van het land tot oorlogsgebied herschapen. (Verschenen in Knack, 2012)
“Daar is hij!” hoorde Perla Sánchez Pérez schreeuwen aan de overkant van de straat. Haar broer Juan Carlos was net de deur uitgegaan. Door het raam ziet ze hoe in zwart gehulde, gemaskerde mannen Juan Carlos en twee van zijn vrienden met machinegeweren onder schot houden. Een van hen probeert te vluchten. Ze grijpen en schoppen hem, om hem dan het genadeschot toe te dienen. Juan Carlos en zijn vriend worden in een auto gedwongen en weggevoerd. Diezelfde nacht waren er in Culiacán nog zes moordpartijen. Telkens ging Eloísa Pérez Cibrián ter plaatse, maar haar 21-jarige zoon was er niet bij. Ze ging naar de politie en vroeg om de zaak te onderzoeken, maar die weigerde dat. “Je moet zelf een onderzoek opstarten”, kreeg ze te horen.
Tien dagen later kreeg ze telefoon van de forensische dienst: “We hebben uw zoon gevonden. Je kan hem komen halen.” De jongeman die ze aantrof was onherkenbaar toegetakeld. Hij had de bermuda van Juan Carlos aan, de bermuda waarin Eloísa zijn naam had geborduurd. “Het was zijn broek, maar het was niet mijn zoon”, zegt ze. “Zijn moedervlek onderaan de rug was er niet. Ik ben ervan overtuigd dat hij nog leeft.”
Juan Carlos is een van duizenden vermisten. Zijn neergeschoten vriend een van de meer dan 60.000 slachtoffers die de drugsoorlog in Mexico in de afgelopen zes jaar het leven kostte. Elk jaar was bloediger dan het vorige. In 2011 vielen er gemiddeld twee doden per uur.
Culiacán is de thuisbasis van het machtige Sinaloakartel. “Since 1942”, zou de drugsbende op haar zakjes huisbereide heroïne kunnen laten drukken. Zeventig jaar geleden bevoorraadden hun voorlopers de VS al van marihuana en heroïne. Kartelleider Joaquín “El Chapo” Guzmán Loera is sinds de dood van Osama bin Laden niet alleen Amerika’s most wanted, de in 2001 uit de gevangenis ontsnapte topcrimineel prijkt ook al enkele jaren in de Forbeslijstjes van rijkste en machtigste mensen op aarde. Wanneer Guzmán op 11 september 2004 de leider van het rivaliserende Juárezkartel liet liquideren, barstte in Culiacán een oorlog los tussen de drugskartels die zich al snel over de rest van Mexico zou verspreiden. De kartels bewapenden kleine paramilitaire groeperingen die met geweld gebieden van de rivaliserende drugsbendes moesten veroveren.
Drugsmultinational
“De criminele organisaties zijn geëvolueerd”, zegt Antonio Mazzitelli, die voor het VN-orgaan UNODC (United Nations Office on Drugs and Crime) verantwoordelijk is voor Mexico, Centraal-Amerika en de Caraïben. “In de jaren ‘90 hielden de kartels zich bijna uitsluitend met drugs bezig. Het Sinaloakartel is een multinational die de hele productieketen beheert. Het produceert marihuana, heroïne, cocaïne en methamfetamine, transporteert de producten naar de afzetmarkten en heeft wereldwijd verkooppunten. Voor die traditionele drugskartels was corruptie het eerste middel om hun kostbare handel veilig te stellen. Dan pas intimidatie en in laatste instantie geweld. Pas als iemand weigerde mee te werken, werd het obstakel verwijderd.”
Maar kleine bendes werden groot. Los Zetas, een militie opgericht door ex-elitesoldaten van het Mexicaanse leger, trokken in opdracht van het Golfkartel jarenlang ten strijde tegen het Sinaloakartel. Wanneer de Zetas zelf grote delen van Noord- en Oost-Mexico onder hun controle kregen, veranderden ze het geweer van schouder om hun voormalige broodheren te bestrijden. Mazzitelli: “Dat veranderde het criminele panorama volledig. Niet de drugshandel, maar afpersing en kidnapping zijn hun belangrijkste activiteiten. Ze eisen losgeld en maandelijkse premies, zo niet worden familieleden onthoofd of handelszaken platgebrand. De Zetas draaien de redenering om: Ik elimineer niet alleen iedereen die zich verzet, als waarschuwing voor de anderen onthoofd en vierendeel ik onschuldige slachtoffers en toon de lijken op YouTube om te bewijzen hoe wreed ik ben. De oude kartels passen zich gedeeltelijk aan die nieuwe methodes aan.”
Een decennium geleden vochten drugkartels de oorlog onder elkaar uit, maar sinds de komst van de gemilitariseerde Zetas wordt de hele bevolking op het slagveld gedwongen. Busjes met tientallen in stukken gezaagde mannen en vrouwen worden in stadscentra of langs de weg achtergelaten. Kartels communiceren onderling via ‘narcomensajes’: met de hand geschreven boodschappen op lijken van tegenstanders en spandoeken op drukbezochte bruggen, vergezeld door opgeknoopte slachtoffers.
Heel wat slachtpartijen halen nauwelijks de Mexicaanse media. Reporters worden geïntimideerd en zijn een schietschijf geworden. Met tien doden was Mexico in 2011 het gevaarlijkste land ter wereld voor journalisten. Sinds 2008 staat de dodenteller op 44, waarvan zes in de afgelopen twee maanden.
Javier Valdez Cárdenas, journalist en medeoprichter van het weekblad Rio Doce, blijft desondanks over het geweld en de corruptie in de staat Sinaloa berichten. In 2011 kreeg hij van het Committee to Protect Journalists daarvoor een CPJ International Press Freedom Award. “Een waardevolle erkenning voor alle journalisten in Mexico die over de misdaad berichten. We publiceren harde feiten en sporen dagelijks onze leiders aan om te reageren, maar er gebeurt helemaal niets mee. Het helpt dat we onze boodschap internationaal kunnen uitdragen.” Toch wil hij het belang van de award ook relativeren: “Als ze je willen hebben, kan niets je redden van el narco of de overheid. In Mexico is de dood goedkoop en de gelegenheid gratis. Er is complete straffeloosheid. 98% van de criminele feiten wordt nooit onderzocht.”
Daar wordt hij moedeloos van, geeft Valdez toe, maar hij denkt niet aan stoppen. “Decennialang hebben we als maatschappij leren samenleven met de narcos. We zijn medeplichtig. We ontnemen onze kinderen de kans op een waardige toekomst, op onderwijs, op amusement en een veilig nachtleven. Ze groeien op met geweld, met het leger in de straten, met politie waarvan ze bang moeten zijn. We snijden hun vleugels af. Deze maatschappij moet zich schamen omdat we onze eigen toekomst vermoorden.”
De Mexicaanse strijd om de onderwereld zou nooit uitgegroeid kunnen zijn tot de bloedige oorlog die het is geworden zonder de massale collaboratie van politie en politiek op het lokale niveau. Valdez: “Drugsbendes financieren de electorale campagnes van kandidaten die hun belangen verdedigen. Ook ondernemers en banken doen zaken met de drugsbazen. Hun tentakels reiken uit over de hele maatschappij. In september 2009 werd op de redactie een granaat binnen gegooid. Die kan van een drugskartel, maar even goed van de politie, het leger of een politicus komen. Iedereen heeft toegang tot dat soort explosieven.”
Oorlogsmisdadigers
Wanneer aftredend president Felipe Calderón in 2006 aan de macht kwam, beloofde hij ‘el narco’ met ijzeren hand aan te pakken. Heel wat lokale politiekorpsen waren zodanig gecorrumpeerd dat Calderón zich genoodzaakt zag om het leger uit te sturen, de enige ordedienst die als niet-corrupt werd beschouwd. “De territoriale situatie was zo slecht dat de president geen andere keuze had dan de oorlog te verklaren aan de georganiseerde misdaad”, vindt Antonio Mazzitelli. “In normale omstandigheden is het niet de taak van het leger om een politiecapaciteit uit te bouwen, maar wat doe je als de gemeentelijke en statelijke politie gelinkt zijn aan de georganiseerde misdaad? Met het leger zijn er nu vertegenwoordigers van de federale overheid waar vroeger alleen de criminelen de lakens uitdeelden. Eenmaal de deelstaten bij machte zijn om het territorium weer te controleren, moet het leger zich natuurlijk terugtrekken.”
De kritiek dat Calderón ondertussen geen structurele hervormingen zou doorvoeren, vindt Mazzitelli onterecht. “Vroeger kon iemand voor jaren in de cel belanden zonder ooit een rechter of advocaat te zien, met vervalste politierapporten als enige basis. Een hervorming van het rechtssysteem uit 2008 moet daar komaf mee maken.” Ook de oprichting van de federale politie is volgens Mazzitelli een belangrijke verbetering: “Veertig procent van de 36.000 federale agenten heeft een universitair diploma. Ook de andere politiekorpsen worden hervormd, maar daarvoor moet op de goede wil van de deelstaten worden gerekend.”
Een grote meerderheid van de Mexicanen ziet die verbeteringen echter niet, terwijl steeds meer van hen dierbaren verliezen. Onschuldige slachtoffers zijn in de afgelopen jaren niet alleen met narco-, maar ook met leger- en politiekogels omgebracht. Mensenrechtenorganisaties klagen grove mensenrechtenschendingen door de ordetroepen aan, zoals verkrachtingen, geweld tegen kinderen en het martelen en vermoorden van onschuldigen. Bij de Nationale Commissie voor de Mensenrechten (CNDH) kwamen duizenden klachten tegen militairen en politie binnen, maar net zoals de verdwijning van Juan Carlos en net zoals de aanslagen op journalisten leiden die klachten haast nooit tot een veroordeling. Die straffeloosheid zit de bevolking hoog. In november 2011 dienden 23.000 Mexicanen gezamenlijk een klacht in bij het Internationaal Strafhof in Den Haag. Ze willen dat zowel president Calderón als drugsbaas Joaquín Guzmán terechtstaan voor het begaan van oorlogsmisdaden.
“Calderón moet terechtstaan voor genocide. Duizenden slachtoffers hadden niets met het conflict te maken”, fulmineert Valdez. “Zijn drugsoorlog was een stommiteit. De president voerde geen sociale politiek, geen strijd tegen de armoede, de werkloosheid en de marginalisering. De focus ligt alleen op bestraffen.” Enrique Peña Nieto, die op 1 december Calderón opvolgt als president, verklaarde dat de drugsoorlog van zijn voorganger gefaald had. Welke richting de nieuwe president dan wel uit wil, is voorlopig onduidelijk.
Volgens Valdez zal de oplossing alvast niet van het leger komen. “Het leger heeft haar voorbeeldfunctie verloren. Ze zijn even corrupt geworden als de politie. Calderón bracht het leger naar de straten. Die liggen vol stront en de soldaten trappen daar onvermijdelijk in. Voor het leger zijn er geen mensenrechten, alleen maar vijanden. Soldaten zijn niet getraind voor politietaken, maar om je neer te schieten.”
Politie op de narco-loonrol
“Dat is precies wat ik nodig heb: Soldaten die getraind zijn in de krijgskunst en die hun kalmte bewaren wanneer ze aangevallen worden. Vergeet niet dat we hier een stadsoorlog voeren”, zegt kolonel Enrique San Miguel. Sinds april 2011 bestrijdt hij de georganiseerde misdaad in Guadalupe, een voorstad van de noordelijke industriestad Monterrey. De welvarendste stad van Mexico en haar buitenwijken zijn sinds de breuk tussen het Golfkartel en los Zetas een van de bloedigste slachtvelden in de drugsoorlog geworden.
Wanneer de burgemeester van Guadalupe het leger om hulp vroeg, werd gepensioneerd legerkolonel San Miguel naar de voorstad gestuurd om het gemeentelijk politiekorps uit te kuisen. “Van de ploeg die ik hier aantrof, blijven er nog dertig over. De andere duizend heb ik buiten gegooid. Allemaal werkten ze voor de georganiseerde misdaad. Ze ontvoerden burgers in opdracht van de Zetas.” De corrupte agenten werden haast uitsluitend vervangen door ex-militairen. San Miguel hanteert een absolute nultolerantie voor zijn troepen. Tweehonderd van de nieuwe agenten die hij had aangesteld mochten ondertussen alweer vertrekken.
Zijn radicale aanpak heeft vruchten afgeworpen. Vorig jaar waren er in Guadalupe 230 geregistreerde dodelijke slachtoffers. Dit jaar vooralsnog 34. De vier belangrijkste leiders van de Zetas zijn omgebracht. “Ze vielen ons in de rug aan, maar ze hadden ons onderschat. Het was meteen de laatste keer dat ik ben aangevallen”, grinnikt de kolonel terwijl hij door een plakboek bladert. “Hierin plak ik alles wat me intrigeert.” Hij toont krantenknipsels over hun successen en felicitaties van burgers, foto’s van gearresteerde Zetas met tatoeages waarop ze huilende soldaten fusilleren, foto’s van bloedende slachtoffers die de straten rood kleuren en van patrouillewagens die met kogels werden doorzeefd. In het afgelopen jaar is hij 14 agenten verloren. Sommigen werden in een hinderlaag gelokt, anderen ontvoerd en levend verbrand. Wanneer ik hem vraag of hij het pleit kan winnen, veert hij opgewonden op. “We zúllen ze verslaan. Zij noemen zichzelf vaders, meesters en herders. Ze noemen zichzelf de regering. Maar ze hebben geen enkele macht! Er is nog altijd geen Zetaanse Republiek. Het zijn criminelen, lafaards die goed kunnen moorden, maar die hun eigen gewonden achterlaten en huilen wanneer we ze hier op de knieën hebben. Ze zullen beseffen dat ze deze stad kunnen binnenkomen, dat ze kunnen roven en moorden, maar dat ze naar de gevangenis gaan of dat we ze zullen doden.”
6.30 uur, de volgende ochtend. Een honderdtal agenten zingt in een te klein zaaltje met de vuisten gebald in de lucht dat ze zonen van God zijn. Elke ochtend luisteren ze er naar de predikant, die hen met evangelische lessen op hun plichten wijst en een hart onder de riem steekt. “Van de agenten die de cursus volgen, heb ik er nog geen enkele moeten ontslaan. Ik ga de muur laten uitbreken, zodat mijn hele korps binnen kan”, zegt San Miguel. Later op de dag toont de lokale televisie beelden van de plechtigheid. De gezichten van de predikanten zijn wazig gemaakt. Catechese geven aan ordediensten is voldoende reden om koud te worden gemaakt.
God in de gevangenis
Slachtofferhulp, psychologische begeleiding van ordehandhavers en re-integratie van criminelen in de maatschappij zijn de gedeserteerde soldaten van het Mexicaanse drugsconflict. Niet alleen blinkt de overheid uit in afwezigheid, ook ngo’s durven zich nauwelijks nog op het terrein wagen. “We moesten onze hulppost sluiten”, zegt een Rode Kruismedewerker in een oostelijke deelstaat. “Drugsbendes confisqueerden ambulances om voorbij legerposten te geraken. Levensgevaarlijk voor de ambulanciers en van de lokale overheid moesten we geen hulp verwachten.”
Lokale kerkelijke organisaties doen een schuchtere poging om het vacuüm op te vullen in de hoop de sociale cohesie te herstellen. Enkel wie rotsvast in de bescherming van hierboven gelooft, lijkt gek genoeg om zich op het strijdtoneel te begeven. Zo ook Rogelio Casas, een charismatische dertiger die workshops in leiderschap geeft in bedrijven en zijn leven aan God heeft gewijd. Haast dagelijks bezoekt hij gevangenissen en rehabilitatiecentra, waar hij bendeleden op het rechte pad wil brengen en junkies van hun drugsverslaving probeert af te helpen. Een riskante bezigheid, want in de overbevolkte gevangenissen woedt de drugsoorlog onverminderd voort. In februari vielen er bij georkestreerde rellen in een gevangenis in Monterrey nog 44 doden.
De enige leefruimte van het gesloten rehabilitatiecentrum voor drugsverslaafden waar Rogelio elke woensdag preekt, zit afgeladen vol. Allemaal mannen, de oudste rond de vijftig, de jongste hooguit twaalf. “Als je dacht dat drugs dealen het beste beroep ter wereld was, geef dan nu toe dat het verwerpelijk is. Dat zijn werken van de duivel!” oreert Rogelio. Gesteund door instemmende kreten vanuit zijn publiek gaat hij verder: “Oké, ik heb fouten gemaakt. Maar ga ik daarom zitten huilen? Wat een zielig leven! Nee, ik heb het mezelf vergeven. Jezus heeft het me vergeven.” Nog meer kreten weerklinken. “We zijn kampioenen!” roept iemand. Na zijn betoog stelt Rogelio me aan hen voor als een journalist die met voormalige bendeleden wil spreken. Twee twintigers achteraan kijken me koud in de ogen, vormen pistolen met hun handen en halen de trekkers over.
Veel van de geïnterneerden staan op de loonrol van Los Zetas of het Golfkartel. Een vijftal onder hen wil anoniem getuigen, waaronder een van de druk betatoeëerde jongens die net de trekker overhaalde. “Ik ben Zeta”, zegt hij, in de tegenwoordige tijd. Hij is gespecialiseerd in martelingen. Vooral jongens van het eigen kartel die ongehoorzaam zijn geweest. Anderen werkten als drugsdealers en huurmoordenaars en opereerden in schietpartijen met rivaliserende kartels en de politie. Sommigen vertellen het trots, anderen met gebogen hoofd. Hun verhalen lopen parallel: Het eerste gratis lijntje coke werd al gauw een verslaving. Een verslaving die ze enkel konden betalen door voor el narco te werken. Voor de schietpartijen worden ze gedrogeerd, zodat het allemaal een videospel lijkt. Eenmaal afgekickt hopen velen de drugshandel vaarwel te zeggen. Rogelio zucht. “Die jongens denken dat hun bazen om hen geven en dat ze eruit kunnen stappen wanneer ze willen, maar ze zouden niet de eersten zijn die in een gesloten centrum zoals dit worden geliquideerd. Door de concurrentie, of door hun eigen helden.”